- aanvliegen
- {{aanvliegen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [aanvallen] se jeter sur2 [luchtvaart]transporter par avion3 [luchtvaart]s'approcher de♦voorbeelden:1 de hond vloog de man aan • le chien se jeta sur l'hommeII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [in een richting vliegen] se précipiter (vers)2 [snel ontbranden] s'enflammer tout à coup♦voorbeelden:1 de ziekenauto kwam aanvliegen, aangevlogen • l'ambulance arriva à toute allurewoedend vloog hij op mij aan • il me sauta dessus, furieuxtegen iets aanvliegen • entrer en collision avec qc.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.